Vak20-4


20. Gevoel

20. Spiritueel

Hoe groter de geest, hoe groter het beest.

 

Het beest in mij

Het beest in mij is los; ik moet het bekennen.

Het wil gevoed, het wil gestreeld, het wil gehugd worden.

Maar het beest is zo wild, iedereen deinst terug. En het beest wil zo graag.

Waar het eerder tam en goedaardig, leuk, werd het beklopt en geprezen.

Dat hield hem quasi stil.

Maar nu is het losgebroken. Het snuift en het gromt.

Het zoekt en het sabbelt, het schudt en het stampt.

Iedereen verbleekt en fluistert achter zijn hand.

Het beest in mij lijkt nog meer verblind te zijn – de pot op met al die handjes:

ik weet wat ik zoek. En daarmee lijkt verwijdert het steeds meer van wat het werkelijk wil.

Er leeft een geest in mij.

Zo krachtig dat het het beest leiden kan.

Als mijn lichaamskrachten zo sterk zijn. Hoe sterk moeten dan mijn geestelijke krachten zijn?

Ik kan mijn lichaam in bedwang houden, ik kan mijn lichaam sturen. Geruststellen en troosten.

Ik ben niet zwak maar sterk. Ik ben niet hulpeloos, maar door en door krachtig. Ik ben niet begrensd, maar onbegrensd. Ik ken geen twijfel, ik ben zeker.

Ik ben geen illusie, maar werkelijkheid. Ik kan in het duister niet zien, maar wel in het licht.

Geïnspireerd door Cursus in Wonderen